Een aantal jaar geleden begon ik met werken in een GGZ-instelling in een van de ‘minder bedeelde’ wijken van Zuid-Limburg, een regio waar veel mensen leven met een lagere scholing en relatief hoge ziektekosten. Toen ik mijn collega’s vertelde dat ik gespecialiseerd was in de behandeling van mensen die hoogbegaafd zijn en psychiatrische problemen ervaren, werd er meewarig gelachen. “Die zul je hier niet veel tegenkomen,” zeiden ze.
De eerste ontdekkingen
Tot mijn verrassing vond ik na slechts zes intakegesprekken al vier cliënten bij wie ik een vermoeden had van hoogbegaafdheid. Dit werd in eerste instantie als toeval afgedaan door mijn collega’s. Maar toen ik hen geleidelijk meer uitleg gaf over hoogbegaafdheid en hoe subtiele signalen mij aanzetten om door te vragen, veranderde hun houding. Ze begonnen steeds vaker te vragen of ik mee wilde kijken bij bepaalde cliënten. Ik ontdekte dat mijn collega’s, met een paar gerichte aanwijzingen, goed in staat waren om hoogbegaafdheid te herkennen.
Een kentering
Dit patroon herhaalde zich bij mijn huidige werkgever, Viviq. In mei gaf ik daar samen met Yuna van Adel een presentatie over hoogbegaafde psychiatrische patiënten. Sindsdien krijg ik wekelijks minstens twee verzoeken van collega’s om mee te denken of mee te kijken. Voor die presentatie kreeg ik dezelfde vragen misschien één keer per maand. Opvallend is dat mijn collega’s ook nu vrijwel altijd het juiste vermoeden hebben.
De vragen die ik krijg, variëren van “Is er mogelijk sprake van hoogbegaafdheid?” tot “Hoe speelt hoogbegaafdheid een rol in de psychiatrische problemen?” of “Wat is een passend behandeladvies?”. Andere vragen gaan over praktische zaken, zoals waar iemand met deze kenmerken contact kan leggen met andere mensen die hoogbegaafd zijn, of hoe het komt dat iemand vastloopt in werk of studie en wat is er dan nodig.
Het onmiskenbare belang van kennis over hoogbegaafdheid
Het kan niet zo zijn dat er sinds mei ineens veel meer mensen die hoogbegaafd zijn in behandeling zijn gekomen. We adverteren niet met deze expertise. Het lijkt er eerder op dat een klein beetje extra kennis en bewustwording bij de hulpverleners enorm helpt om deze groep mensen beter te herkennen en deze kenmerken mee te nemen in diagnostiek en behandeling.
Maar dit roept een belangrijke vraag op: als zoveel mensen baat hebben bij het herkennen van hoogbegaafdheid in de GGZ, waarom wordt er dan zo weinig aandacht aan besteed in onze opleidingen? De RINO Groep biedt nu enkele modules aan en het Landelijk Kennisnetwerk Psychiatrie en Hoogbegaafdheid organiseert gerichte webinars, maar standaard zit uitleg over dit onderwerp niet in de opleiding tot psychiater of vaktherapeut of in de opleidingen tot de verschillende soorten psychologen of verpleegkundigen.
We behandelen in de GGZ waarschijnlijk veel meer mensen die hoogbegaafd zijn dan we ons realiseren, en het verschil dat kennis over hoogbegaafdheid kan maken, is enorm. Als dit inzicht standaard zou worden opgenomen in onze opleidingen, zouden we veel mensen een betere en meer gerichte behandeling kunnen bieden. Hoogbegaafdheid is geen voetnoot in de psychiatrie, maar een cruciaal stuk van de puzzel dat we niet mogen negeren. Dit weet ik nu, na talloze mensen die hoogbegaafd zijn te hebben gezien voor diagnostiek en behandeling. Sommigen kwamen net in aanmerking met psychiatrische hulp, terwijl anderen al vele hulpverleners hadden gezien zonder dat dit tot herstel leidde. Herstel dat soms opvallend snel kan optreden bij de juiste aanpak.
No responses yet